Kent u het verhaal van de klokkenluider van de Notre Dame? Hierin vluchtte Esmeralda deze Parijse kerk binnen om aan justitie te ontkomen. Zij maakte gebruik van het kerkelijk asielrecht. Als een misdadiger in de Middeleeuwen zijn toevlucht zocht in kerk of klooster, mochten de justitiële ambtenaren hem of haar niet arresteren. Ook in 's-Hertogenbosch bestond natuurlijk dit recht. In 1366 meenden enige misdadigers van dit recht gebruik te maken, door het terrein van het Minderbroedersklooster op te vluchten. Onder han was Henricus Steenwegh, die Gerardus Stierken had vermoord. Jammer voor hem, maar de Bossche justitiële ambtenaren stoorden zich niet aan het asielrecht en namen hem op het kerkhof gevangen.
Nu zat de Middeleeuwse rechtspraak iets anders in elkaar dan tegenwoordig. Rechtspraak en wetgevende macht waren nog niet gescheiden. In zware criminele zaken, zoals moord, doodslag, meineed en zware mishandeling was de hoogschout als hoogste vertegenwoordiger van de hertog verantwoordelijk voor de vervolging en correctie van de misdadigers. Hij trad dus op als een soort officier van justitie en moest er ook voor zorgen dat het vonis werd uitgevoerd. De eigenlijke rechtspraak lag niet bij hem. De schepenen deel uitmakend van het eerste lid van het stadsbestuur, waren de rechtsvinders. Zij deden de eigenlijke rechtspraak en waren dus ook verantwoordelijk als er een vonnis werd geveld na een onrechtmakende arrestatie, hoewel de formele uitspraak van het vonnis weer bij de schout berustte.
Na de arrestatie op het Minderbroederskerkhof deden de Bossche schepenen uitspraak: de misdadigers werden ter dood veroordeeld en onthalsd. Natuurlijk namen de Minderbroeders deze inbreuk op het kerkelijk asielrecht niet en schakelden de bisschop van Luik, onder wiens kerkelijke jurisdictie 's-Hertogenbosch toen viel, in. Die strafte de stad onmiddelijk.
Kerkelijke baanHij vaardigde het interdictum over de stad uit: De hele stad werd in de kerkelijke ban gedaan. Dat was een heel zware straf in deze zeer katholieke tijd. Het hield een algehele schorsing van kerkelijke bedieningen in. Niemand kon nog gedoopt worden, biechten of te communie gaan. En wat het ergste was, niemand kon de laatste sacramenten ontvangen en liep dus het risico naar de hel te gaan na zijn dood. De stad probeerde dus zo vlug mogelijk van deze straf af te komen en verzocht op 8 augustus 1366 voor het eerste om herroeping van het interdictum. In Luik werd de zaak echter zwaar opgevat en ging men hier niet op in.
Het Hof van Rome moest eraan te pas komen. Dit hief op 7 april 1367 het interdictum voorlopig op. Daarmee was de kous niet af. In het Bossche stadsarchief bewaart men een kwitantie van de bisschop van Luik, bedragende 500 mattoenen, door de stad 's-Hertogenbosch betaald als boete wegens de schennis van het kerkhof van de Minderbroeders.
HuiszoekingEerst op 21 februari 1371 vernietigde Rome de ban; die zou ten onrechte door de bisschop zijn uitgevaardigd. Overigens mocht de schout ook in een ander geval niet tot arrestatie overgaan. De schout en zijn dienaren was het verboden huizen binnen te treden waarvan de deuren en de vensters naast de deuren gesloten waren, ook niet om huiszoeking te doen behalve als het grootste deel van de schepenen hiervoor toestemming had gegeven en er ook bij aanwezig was. Vooral uit de zestiende eeuw zijn nogal wat klachten bekend, waarbij de schout geen rekening hield met dit recht.
Tien jaar geleden, in april 1979, zochten 200 Turkse christenen een toevlucht in de Sint-Janskathedraal om op die wijze een verblijfsvergunning voor ons land te verkrijgen.
|